Curriculum mapping of toch impact meten?

Woensdagmiddag werd in een drukbezochte workshop het balletje opgepikt dat in de laatste alinea van Renske’s post ‘Middagsessie: workshop train de trainer’ was opgeworpen: zouden we ons niet beter aan de leerdoelen van de opleidingen kunnen commiteren?In de workshop ‘Curriculum mapping to integrate and communicate information literacy learning’ kregen we een soort van tool gepresenteerd om de relevantie van informatievaardigheden op universiteiten duidelijk te kunnen maken aan de bestuurders van de eigen instelling. Aantallen instructies en studenten zeggen onderwijsdirecteuren en faculteitsbesturen niet genoeg (of eerder gezegd niets, aldus de workshopleiders), er moeten andere instrumenten gevonden moeten worden om onze impact op studiesucces te meten.

Leerdoelen?

Het begin van de workshop was een beetje ontnuchterend voor de drie Nederlandse deelnemers. Anders dan bij de ruim vertegenwoordigede angelsaksische UB’s bleek dat veel van de opleidingen die wij bedienen eigenlijk geen duidelijke leerdoelen hebben, afgezien van wat korte, generieke teksten die eerder voor marketingdoeleinden geschreven lijken. Lastig, want het doel van de workshop was juist om basis van dit soort documenten de leerdoelen van een eigen cursus aan de leerdoelen van een opleiding te koppelen (met daartussen nog de koppeling aan de per land bepaalde IV-standaarden, dwz ACRL, Sconul of ANZIIL). Gelukkig waren de workshopleiders hierop voorbereid en hadden ze van de universiteit waar de tool ontwikkeld was, de Universiteit van Nevada in Las Vegas (UNLV), de vereiste algemene learning outcomes van elke afstuderende student meegenomen. Deze bestonden niet geheel toevallig grotendeels uit de ACRL-standaarden: als gevolg van een vernieuwing van de algemene curriculumeisen voor undergraduates van UNLV kreeg de UB daar een unieke kans een steentje – of eerder een steen- aan die set criteria bij te dragen.

Hoe het werkt

De eigenlijke tool bestond uit een workflow*. Hierbij worden eerst de leerdoelen van de opleiding (en eventueel universiteit of faculteit) uit de diverse beleidsstukken geabstraheerd. Vervolgens worden per vak de drie belangrijkste leerdoelen van het vak en van de opleiding (of faculteit/universiteit) aan elkaar gekoppeld en per gezamenlijk leerdoel de formele (huiswerkopdrachten, paper, tentamen, etc.) en klassikale (in de klas) performance indicators bepaald en de onderwijsstrategie bepaald.

Vervolgens gaat de analyse één niveau omhoog, naar dat van de opleidingen. Van de vakken die bij een opleiding horen wordt van elk vak apart beoordeeld of en zo ja op welke manier dit aan A) de IV-standaarden van de UB en B) de leerdoelen van de opleiding/faculteit beantwoord. Hierbij werden drie manieren onderscheiden: introduce, reinforce en enhance. De laatste stap bestaat uit het bepalen van de vakken die nog niet van IV-instructies voorzien zijn, maar die je als UB wel als belangrijk ziet, de zogenaamde strategic courses.

* Alle formulieren van de workflow staan in een LibGuide van Northwestern University Library (één van de universiteiten waar de tool wordt ingezet).

Goed idee?

Hoewel misschien niet het ei van Columbus vond ik het nuttig om te zien dat naast het bewijzen van het nut van IV-instructie op basis van impact op het studiesucces van studenten, we de relevantie hiervan ook kunnen aantonen door onze instructies te tweaken op de eisen die opleidingen en universiteiten aan studenten stellen. Dit laatste is immers makkelijker te bereiken dan het eerste, zo bleek uit ons eigen literatuuronderzoek en blogde ook Anneke Dirkx enige tijd geleden al.

Een nadeel aan de voorgestelde workflow is natuurlijk wel dat hoe meer verschillende leerdoelsets (studie-eisen) je hebt, hoe meer werk het is al die doelen op de eigen IV-standaarden aan te laten sluiten. En de oplossing van dat probleem is misschien wel eenvoudig, maar niet eenvoudig te bereiken: ‘Anybody wanting to implement one curriculum at the university would be burned at the stake’, aldus één van de workshopleiders.

Poster 'Marketing information literacy: lessons from the bussiness classroom'Ook in enkele andere conferentiebijdragen (uit de VS en Groot-Brittannie) werd verwezen naar het heikele punt van de relevantie van IV. Een suggestie die werd gedaan was om IV te koppelen aan functie-eisen in het toekomstige werkveld. Maar hoewel de opleidingen er tuk op zijn, is het makkelijker gezegd dan gedaan doordat in het bedrijfsleven heel anders tegen vaardigheden aangekeken wordt dan binnen het onderwijs (inclusief IV-onderwijs). Vaardigheden moeten in de ‘echte wereld’ vooral direct inzetbaar zijn voor het dagelijkse werk. IV is veel te abstract voor de meeste werkgevers. Maar toch: ‘It is a stick to beat faculty with’.

Andere voordelen

Nuttig van het creëren van een overzicht van alle instructies, gekoppeld aan leerdoelen van opleidingen en vakken is ook dat zo in een klap duidelijk is waar de inconsistenties en overlap zit in het aanbod aan IV. Zo komt het bij veel UB’s voor dat eerstejaars Bachelors enkele jaren later dezelfde bibliotheekinstructie krijgen als ze in de eindfase van hun Bachelor of beginfase van hun Master zitten.

Tot slot helpt het in kaart brengen van de opleidingscurricula en de IV-instructies ook de kennisoverdracht binnen de UB te vergemakkelijken: met een workflow zoals in de workshop gepresenteerd is het veel makkelijker voor andere of nieuwe liaison librarians en informatieprofessionals om het werk van een collega over te nemen. Een braindrain kan zo worden voorkomen. Daarnaast is het makkelijker vast te stellen waar precies binnen een IV-team de eventuele kennis- en vaardighedengaten zitten die gedicht moeten worden met scholing/training.

Leave a comment